maandag 19 april 2010

Kerndeel: Hulpbronnen (Samenvatting deel 2)

Dit onderwerp valt uiteen in 3 (4) hoofdstukken:

1. je moet de mogelijkheden van het gebruik van zoet water op aarde kunnen beschrijven en verklaren in betrekking tot de draagkracht van moeder aarde.
2. je moet de grootschalige en kleinschalige maatregelen beschrijven en verklaren die gericht zijn op duurzaam gebruik van water
3. je moet de verschillen in kwantiteit en kwaliteit van zoet water en maatregelen gericht op duurzaam gebruik van zoet water tussen verschillende gebieden kunnen vergelijken
4. (Alleen voor GT) omgaan met de natuurlijke hulpbron energie

Op het examen gaat men met veel met kaarten en bronnenmateriaal werken, gericht op een bepaald gebied.

 
Water op aarde is er vaak teveel en vaak te weinig. Dus moet je het goed beheren, managen. De beroemdste Nederlandse watermanager is prins Willem Alexander. Water is toch iets fantastisch moois, sprak hij, het is een eerste levensbehoefte ( als je 12 % van je lichaamsvocht verliest ga je dood), het is gezondheid, het is milieu, het is transport.Je kunt er op schaatsen, skiën, zeilen, surfen en er in zwemmen en duiken. In Nederland leren we al jong zwemmen, in Zwitserland om te overleven bij lawines.

Deel 1: mogelijkheden van gebruik zoet water in verband met de draagkracht van de aarde.

 
Je moet hiervan de volgende 5 onderdelen beheersen:

 
1 Als eerste de kringloop van het water
  • A: Je moet de kringloop van het water kennen.Het levensverhaal van ieder waterdruppeltje is anders. De één kan vallen als regendruppel, de ander als sneeuwvlok en weer een ander zit behoorlijk vast in het poolijs.Maar alle 3 nemen ze deel aan de kringloop van het water en elk waterdruppeltje keert terug naar de oerbron: de zee.De kringloop bestaat uit 3 onderdelen: de korte kringloop.In 24 uur kan een druppel zeewater verdampen, opstijgen, wolkvorming en dan weer als regendrup terugvallen in zee.De lange kringloop, denk aan 24 dagen. Eén druppel zeewater verdampt, stijgt op, wolkvorming en deze wordt enkele reis richting land geblazen en valt ergens als regendrup neer. Via het grondwater en rivier komt ie terug in zee. De zeer lange kringloop, denk aan 24.000 jaar. Eén druppel zeewater verdampt, enz., enz., en de wolk laat de drup vallen als ijsvlok op de polen of in het hooggebergte.Hier wordt ie een onderdeel van een gletsjer en dan smelt ie na lange, lange tijd en komt uiteindelijk weer in zee terecht.
  • B: De kringloop in een woestijnklimaat is natuurlijk anders (van de oppervlakte verdampt ogenblikkelijk veel water) dan in een nat klimaat ( er gaat meer de bodem in).
  • C: Je moet 2 processen in de dampkring kennen: verdamping en condensatie. Verdamping = veranderen van water in waterdamp en condensatie = verandering van waterdamp in water.
  • D: soorten neerslag = sneeuw, regen ( van motregen naar slagregen), hagel en sommigen vinden mist ook een soort neerslag
2 De aard en omvang van de verschillende bronnen van zoet water kennen. Denk aan:

 
  • A: wat is nuttige neerslag en welke voorraden zoet water zijn beschikbaar.Nuttige neerslag = dat gedeelte van de neerslag dat echt is te gebruiken. Dus in een warm klimaat, waar veel verdampt houd je niet zoveel water over als in een koud klimaat.Verder: 97 % van het water op aarde is opgeslagen in de oceanen. De 3 % zoetwater is verdeeld over: a 1,9 % is opgeslagen in de vorm van landijs op de Zuidpool en Groenland. b 0,5 % in het grondwater, c 0,0091 % in rivieren en meren en d 0,009 % in de vorm van waterdamp in de lucht.Hoe vochtiger het is, hoe meer blonde vrouwenharen gaan krullen.
  • B: Voor het examen zoomen we even in op rivieren. Want je moet 3 typen kennen: gletsjerrivier, regenrivier en een gemende rivier. Een gletsjerrivier is een rivier die vooral in de lente veel smeltwater heeft en in de zomer als het erg warm is. Een regenrivier heeft de grootste water afvoer in de regenperiodes en de gemengde rivieren zijn een combinatie van de andere 2, dus in de bovenloop gevoed door een gletsjerrivier en in de benedenloop door een regenrivier.
  • C: Verder moet je van het rivierstelsel kennen: stroomgebied, waterscheiding, bovenloop, middenloop en benedenloop. Stroomgebied = alles uit de zij- en bijrivieren, dat afwatert op de hoofdrivier. Waterscheiding = de grens tussen 2 stroomgebieden, vaak een hoog gebergte. Het water stroomt 2 kanten op, evenals bij een haarscheiding het haar 2 kanten op valt. Bovenloop = het gebied vlak bij de bron van de rivier waar het landschap vaak steil is. Middenloop = het gebied tussen de bovenloop en benedenloop. Vaak is het landschap hier redelijk vlak. Benedenloop = het gebied dicht bij de monding. Bij Rotterdam zit je in de benedenloop van de Rijn.
3 Waarvoor wordt zoet water gebruikt?

 
  • A: in de huishoudens voor drinkwater en sanitair
  • B: in de landbouw voor irrigatie ( planten groeien erg slecht op zout water)
  • C: in de industrie o.a. voor koelwater.
4 Waarom is er een toenemend gebruik van zoet water en is er wel genoeg?

Duidelijk is als er meer mensen komen, stijgt het gebruik, idem bij meer welvaart = meer flessen- water, langer in bad en meer naar de sauna.Het massatoerisme zorgt in droge landen natuurlijk voor schaarste aan water.We moeten dan zorgen dat ook de volgende generaties goed en voldoende drinkwater hebben dat niet te sterk vervuild is.

 
5 Wat zijn de effecten van het toenemend zoet watergebruik in huishoudens, industrie en landbouw op de kwantiteit en kwaliteit van dit zoete water. Je moet iets weten over:

 
  • a. Verontreiniging = als er meer afval in het water wordt gebracht dan dat dit water zelf kan reinigen
  • b. Verdroging, verzilting en overlast. Verdroging krijgen we op een natuurlijke manier als er minder regenwater gaat vallen of als mensen teveel grondwater gaan oppompen of teveel irrigatiewater uit een rivier tappen. Verzilting krijgen we als het zouter wordt in het oppervlaktewater of in de bodem doordat de verdamping groter is dan de neerslag. Overlast krijgt men als de riolen en de rivieren de plotselinge stortbuien niet kunnen verwerken
  • c. Drainage en bemaling in de landbouw. Kunstmatige afwatering of drainage zorgt met greppels en afvoerbuizen voor een verlaging van de grondwaterstand. Bemaling is het kunstmatig afvoeren van overtollig water, vroeger met de windmolens, nu met elektrische gemalen.
  • d. Stuwdammen met daarachter de stuwmeren. Enorme stuwdammen die hele rivierdalen afsloten om zo prachtig drinkwater en goedkope elektriciteit te krijgen is iets van de vorige eeuw.Nu hebben we meer oog voor de nadelen: verwoesting van het landschap, wegsturen van de bevolking en in de benedenstroom wordt veel minder vruchtbaar slib afgezet.
  • e. Drinkwater in toeristische gebieden. Is het juist dat in arme en droge gebieden golfbanen voor de toeristen aangelegd worden die enorme hoeveelheden sproeiwater voor het groene gras eisen?
  • f. En nu het grootste probleem voor de toekomst van veel landen: wat moet je doen als in je buurland de belangrijkste rivier van jouw land ontspringt en dat buurland gaat veel water aftappen en/of een gigantische stuwdam aanleggen en/of zorgt voor een geweldige verontreiniging? Is er dan een internationaal verdrag te sluiten ( voor een verdrag is verdraagzaamheid nodig, anders lukt het niet)?
Deel 2: je moet groot – en kleinschalige maatregelen gericht op duurzaam gebruik van water kunnen beschrijven en beoordelen.

 
Het gaat dan om 2 zaken:

 
  1. de effecten van kleinschalige maatregelen op lokaal gebied, gericht op besparingen en duurzaam gebruik van zoet water.Er worden door de minister 2 praktijk voorbeelden genoemd: grijs water en wadi’s. Grijs water is licht verontreinigd afvalwater van bad, douche, wastafel en wasmachine. Het gaat dus om zeepresten. Als we het zuiveren is het bruikbaar voor toiletspoeling ( daarna noemen we het zwart water!), schoonmaken van b.v.auto’s en in de tuin. Wadi’s worden de laatste jaren vaak aangelegd in nieuwbouwwijken. Men laat dan hemelwater via greppels in de bodem infiltreren, zodat bij lage grondwaterstanden (zomer) en bij hoge grondwaterstanden (winter) de zaak te regelen is.En bij piekafvoer (stortbuien) geen wateroverlast in dit kikkerlandje optreedt.De bewoners van deze wijken waarderen de wadi’s, er komen meer planten en dieren voor en het is beter voor het milieu.
  2. de effecten van grootschalige maatregelen op regionaal, nationale en internationale schaal op de aanpak van problemen met water.

 
  • Je moet iets weten over onze waterschappen, hoe ze voor een goed waterbeheer zorgen. De 27 waterschappen hebben de taak om onze waterhuishouding te regelen. Zij doen dit al eeuwen, sinds de Nederlandse uitvinding van polders. Met dijkenbouw moest laag Nederland beschermd worden voor overstromingen (zee, rivieren). Deze dijken beschermden zowel rijke als arme mensen in die polders.Vandaar de naam polderen, iedereen levert een bijdrage! Dus ze beheersen de kwaliteit en de kwantiteit ( hoeveel water krijgt een polder) van ons water.
  • Hoe werken rioleringen en waterzuiveringsinstallaties? Riolen, reeds gebruikt door de Romeinen. De riolen zorgen ervoor dat zowel hemelwater als afvalwater snel op een veilige en gezonde manier ondergronds afgevoerd wordt naar ……→ waterzuiveringsinstallaties. Hier wordt rioolwater zover gezuiverd dat het weer geloosd mag worden op het oppervlaktewater (rivieren, meren).Goed voor milieu en hergebruik van water.
  • Welke effecten hebben op nationale schaal infiltratiegebieden, spaarbekkens, overloop – en opvanggebieden? Een steeds groter oppervlak van Nederland is bedekt met gebouwen, beton en asfalt, de regen kan de grond niet meer in. Waarheen?Vroeger naar beken, rivieren en meren.Maar die hebben steeds groter wordende problemen met de steeds groter wordende hoeveelheden water te slikken.Oplossing: infiltratiegebieden.Stortbuien gaan snel, infiltratie gaat langzaam. Dus moet je grote gebieden opzoeken, liefst in zandgebieden (duinen!) omdat zand water 40 x zo snel verwerkt als klei. Spaarbekkens zijn een soort voorraadschuren voor als er te weinig water uit een rivier gehaald kan worden door vervuiling of langdurige droogte. Dus je maakt schone kunstmeren. In de Biesbos hebben we 3 spaarbekkens aangelegd! Overloop/opvanggebieden zijn aangewezen gebieden naast een rivier die bij hoog water onder water gezet mogen worden. Daardoor verlagen we het waterpeil in de rivier en dus de druk op de dijken.We offeren dit gebied als het ware op bij piekafvoer ( door de global warming steeds vaker?), maar de bewoners voelen zich de slachtoffers.
Deel 3: je moet iets weten over maatregelen gericht op duurzaam gebruik van zoet water in verschillende gebieden.

 
Allereerst: welke besparingen kun je treffen om toekomstige generatie ook goed en redelijk goedkoop drinkwater te geven?
  • Kleinschalige maatregelen: kraan niet eindeloos laten lopen, water duurder maken, leidingwater niet gebruiken voor de w.c. spoeling en kleine fabrieken bouwen bij zee om uit zoutwater zoet water te maken.
  • Grootschalige maatregelen: bouwen van zeer grote fabrieken om uit zeewater zoet water te maken, grote stuwdammen bouwen, betere irrigatievormen, verbouwen van gewassen die minder water nodig hebben, verbieden van golfbanen in droge, arme landen.
Hoe lossen verschillende landen de problemen met water op.
Het gaat om de volgende 2 soorten landen (let op: ideaal om eindexamenvragen over te maken, dus besteed hier extra aandacht aan!)

 
  • A: een rijk land als Nederland vergelijken met een arm land als Bangladesh.
     
    Hoe komt het dat in Bangladesh zo vaak overstromingen zijn en er zoveel slachtoffers vallen?
Doordat Bangladesh in de delta van 2 grote rivieren (Ganges en Brahmaputra, die samen komen in B. en dan verder stromen als Padma), die regelmatig overstromen (kleine overstromingen), vooral omdat in de bovenloop veel bossen gekapt zijn.Het ligt ook nauwelijks boven de zeespiegel. En van deze zee komen de tropische cyclonen die vloedgolven veroorzaken en die zorgen voor grote overstromingen.Verder is het een gebied van de natte moesson, er is veel neerslag van mei tot oktober.Je hoeft van de minister het ontstaan van moessons en cyclonen niet te weten.

 
Maar in dit zeer arme land is geen geld voor een Deltaplan, dus om stormvloedkeringen en hogere dijken te bouwen en terpen ( hoewel deze oude Nederlandse methode wel steeds vaker toegepast wordt). En er is een extra complicatie: de jaarlijkse overstromingen van de rivieren zorgen voor vruchtbaar slib op de akkers van de boeren. Deze gratis mest willen ze niet missen!Dus zijn ze niet altijd voor dijkenbouw! Je begrijpt: Nederland heeft wel geld voor deltawerken, dijkverhogingen en we hebben de gratis natuurlijke kustversterking in de vorm van duinen (B. niet).Toch wordt Nederland vaak met Bangladesh vergeleken. Waarom?

 
  1. ze zijn een deltaland aan zee 
  2. zijn laag gelegen t.o.v. de zee  
  3. dicht bevolkt
  4. last van veel regen
  5. lopen beiden gevaar bij zeespiegelstijging door global warming

  •  B: een rijk land als Australië vergelijken met een arm land in de Sahelzone.

 De Sahelzone is een strook land ten zuiden van de Sahara en van de West naar de Oostkust van Afrika. Het snijdt door ruim 10 landen.Zoek o.a. op Senegal, Mali, Soedan, Niger en Burkino Faso.Ze worden geteisterd door droogte en honger.Er vindt een enorme verwoestijning plaats. Verwoestijning is het uitbreiden van bestaande woestijn (Sahara) of vorming van een nieuwe woestijn.Oorzaak hier: overbevolking, strijd tussen nomaden en akkerbouwers en sprinkhanen.Bomen worden gekapt voor brandstof of klaar maken van nieuwe akkers.Omdat het om arme tot zeer arme landen gaat moet hulp van buitenaf komen. Ook Nederland helpt op veel fronten.

 
De droogte in Australië komt vooral voor in het Zuid Oosten, want in het noorden komen herhaaldelijk overstromingen voor.

 
Deze droogte komt doordat de laatste 5 jaar er steeds minder neerslag valt. Maar dit is een rijk land en heeft dus talrijke oplossingen voor dit water tekort.Alle grote steden liggen aan de kust, men bouwt dus grote fabrieken voor zeewaterontzouting. Verder door afvalwaterzuivering, hergebruik van water en wadi”s in de steden. Een bijzondere oplossing is het aanslepen van zeer grote brokstukken zuidpoolijs.

 
Dus kostbare oplossingen, alleen mogelijk in een rijk land.Maar ze moeten wel want er komen steeds meer bosbranden en de opbrengsten van de landbouw lopen snel terug. Daarom misschien overschakeling van teelt in kassen, hier is de waterhoeveelheid beter te regelen dan in de open lucht.

 
Deel 4 (alleen voor GT stroom): omgaan met de natuurlijke hulpbron energie.

 
Er zijn 4 onderdelen:

 
1. weten waar de verschillende energiebronnen gevonden worden en in welke hoeveelheden

2. de verschillende energiebronnen van Nederland kennen en dan ze vergelijken met het wereldgemiddelde en met andere rijke en arme landen

3. hoe lang zijn er nog bruikbare voorraden van de fossiele brandstoffen?

4. welke milieuproblemen krijgen we door het toenemende gebruik van fossiele brandstoffen. Nadruk ligt op de verzuring en het broeikaseffect.

 
  1. Weten waar de verschillende energiebronnen gevonden worden en in welke hoeveelheden.

Je hoeft alleen de belangrijkste productiegebieden van de volgende 4 fossiele brandstoffen te kennen: 1e aardolie, 2e aardgas, 3e steenkool en als 4e bruinkool. De minister geeft aan: kijk in de Grote Bosatlas 52e druk op blz. 188. En dan moet je speciaal letten op die gebieden die belangrijk zijn voor Nederland en West Europa voor de energievoorziening.

 
Grote Bosatlas: top 5 van aardolie zijn 1e USA, 2e Saudi- Arabië, 3e Rusland, 4e Iran en 5e Mexico. Top 5 van aardgas zijn: 1e Rusland, 2e USA, 3e Canada, 4e Engeland en 5e …..Nederland. Top 5 van steenkool: 1e China, 2e USA, 3e Australië, 4e India en 5e Rusland. Top 5 van bruinkool: 1e Duitsland, 2e Oekraïne, 3e en 4e Rusland en USA en 5e Griekenland.Waar moet je nu vooral op letten? Op Rusland, want hun aardgas moet door de Oekraïne en dat land is niet altijd even vriendelijk, het niet doorlaat, zodat grote delen van West-Europa deze winter in de kou zaten!

 
2. De verschillende energiebronnen van Nederland kennen en ze dan vergelijken met het               wereldgemiddelde en met andere rijke en armelanden.

 
Let op: Nederland heeft zoveel aardgas en aardolie dat we wel een OPEC land genoemd worden.Een groot deel van onze dure sociale zaken zouden we anders niet kunnen betalen!

 
Het gaat om de volgende 5 zaken:

  • A: op welke manieren kunnen we energie opwekken. Genoemd worden: waterkrachtcentrales, getijdencentrales, geothermische centrales en kerncentrales. Waterkrachtcentrales = moeten het hebben van hoogteverschillen. In Nederland dus alleen op kleine schaal in Zuid-Limburg. Getijdencentrales= moeten het hebben van grote verschillen tussen eb en vloed. In Nederland dus nauwelijks mogelijkheden. Geothermische centrales = moeten het hebben van grote warmte onder de grond. Soms moet je 100meter, een andere keer moet je 5 km diep boren. Sterk in opkomst.Kerncentrales = de brandstof is uranium en bij splitsing komen grote hoeveelheden warmte vrij. Wij hebben één echte: de kerncentrale van Borssele (Zeeland)
  • B: de toenemende bijdrage van alternatieve duurzame energiebronnen en hun effecten op het milieu. Genoemd worden: zonne-energie, windenergie en biomassa. Zonne-energie is nooit eindig, alleen sommige materialen die gebruikt worden in de zonnecellen wel. Dus goed voor het milieu. Idem windenergie. Maar dan energie uit biomassa. Dit is lang niet altijd duurzaam, want de hoeveelheid vruchtbare, bebouwbare grond (voor b.v. maïs) op de wereld is beperkt en het moet ook dienen voor ons voedsel. Dus alleen komen ervoor in aanmerking: algen (toch niet te eten, bovendien gekweekt in zee), cellulose uit oneetbare planten( of afval van planten en tuinen) en houtpulp
  • C: de betekenis van het toenemende gebruik van groene stroom. Groen stroom is gemaakt uit de duurzame bronnen: wind, water, zon en de goede biomassa.Raakt niet op. Dit in tegenstelling tot de grijze stroom, die wordt gemaakt uit de fossiele brandstoffen en kernenergie. Raakt op.
  • D: de belangrijkste consumptiegebieden van energie. Kijk weer in de Grote Bosatlas, 52e druk op blz. 189A. Dus: Noord Amerika, Europa + Rusland + Siberië en Australië.
  • E: de bijdrage van het energiegebruik op de ecologische voetafdruk van de Nederlander vergeleken met andere rijke landen (hoog energieverbruik) en arme landen (laag energieverbruik) De ecologische voetafdruk is het cijfer dat weergeeft hoeveel grond- en wateroppervlak je nodig hebt om één jaar op jouw welvaartniveau te leven + er ook nog je afval op kwijt te raken. Kijk even op internet: hier zijn prachtige rekenprogramma’s voor deze voetafdruk

 3 Hoe lang zijn er nog bruikbare voorraden van de 4 fossiele brandstoffen?

 
Aardolie en aardgas raken redelijk snel op, steenkool nog lang niet.

 
Hier gaat het om 2 zaken:

  • A: de ontwikkeling van de bevolking, de welvaart en de technologie en daarnaast de ongelijke verdeling van de consumptiegebieden. Hoe hoger de ontwikkeling van een land en hoe meer welvaart → hoe hoger het energieverbruik.Hoe sneller alles op is. Maar voor technologie ligt dit wat anders: juist door het toepassen van slimme technische methoden kan het energieverbruik omlaag (denk b.v. aan ledlampjes)
  • B: een oordeel over de ongelijke verdeling van energie over de consumptiegebieden. Ja, hier komt je eigen mening om de hoek kijken. Denk er over na en je antwoord moeten ze op het eindexamen altijd goed rekenen!

 4 Welke milieuproblemen krijgen we door het toenemende gebruik van fossiele brandstoffen, vooral gelet op de verzuring en het broeikaseffect.

 
Let op 4 zaken:

 
  • A: door de toenemende uitstoot van o.a. zwavel, stikstof en koolzuurgas krijgen we verzuring van de neerslag (zure regen). Zure regen ontstaat wanneer zwaveldioxide (auto), stikstofoxiden (auto) en ammoniak (mest) oplossen in regenwater. Verzuring is het zuurder worden van iets.Vooral bodem en water en hier dus lucht. Stopt niet bij de grens en is schadelijk voor de gezondheid (vooral baby’s) en gewassen groeien minder en zijn kwetsbaarder voor ziekten.
  • B: het toenemende gebruik van fossiele energie leidt tot een zgn. versterkt broeikaseffect = de laatste tijd komen er meer broeikasgassen in de atmosfeer, vooral CO2. Daardoor zou de gemiddelde temperatuur op aarde kunnen stijgen, evenals de zeespiegel. Heeft vergaande gevolgen.
  • C: redenen die de aanleiding vormden voor het Kyoto- verdrag. Dit verdrag uit 1997 wil 1e de uitstoot van broeikasgassen verminderen en wel gemiddeld met 5% (Nederland 6%, USA 0%, doet niet mee!), 2e daardoor klimaatverandering tegengaan, 3e gat in de ozonlaag mag niet verder groeien. Het is een erg flexibel verdrag. Een land mag ook projecten betalen in 3e wereldlanden (telt dan ook mee) of mag zijn eigen bossen meetellen tegen de CO2 uitstoot( groeiende bomen nemen broeikasgassen op)
  • D: de bijdrage van het toerisme aan de genoemde milieuproblemen.Dat weet je nu wel: de eindeloze files van auto’s naar de wintersportlanden, de eindeloze rijen van passagiers voor goedkope vluchten naar de zon, het kappen van bossen voor de aanleg van skipistes enz.

 Leer bovenstaande en je hebt voldoende bagage voor de reis naar het eindexamen. Succes.

Kerndeel: Nederlanders en hun vakantiebestemmingen (kleine samenvatting)

Absolute afstand: De werkelijke afstand tussen 2 plaatsen, via de rechte lijn gemeten (hemelsbreed) of langs de kortste afstand, meestal gemeten in km. Zie ook relatieve afstand*.


Actieve vakantie: Er worden in de vakantie prestaties geleverd: op de fiets, met de kano, op de schaats, bergen beklommen, diep in zee gedoken, enz. Zie ook passieve vakantie*.

Alpen: Van de topografie moet je kennen (niet minder, maar ook niet meer): Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië, Oostenrijk, Slowenië, Alpe d'Huez, Chamonix, Val dÍsere, Davos, Sankt Moritz en Innsbruck. Op het examen zullen de vragen vooral gaan over de milieugevolgen van het toerisme. Tot 1850 liet men de ramen van de reiskoets blinderen om de weerzinwekkende onherbergzaamheid van de Alpen maar niet te zien. Daarna kwam de periode dat men de woeste natuur ging waarderen. Nou dat hebben de Alpen geweten. De Alpen zijn een hooggebergte (hoger dan 1500 meter) in het hart van Europa. Het is een geologisch jong gebergte, dus scherpe pieken, sterk reliëf. Er ligt eeuwige' sneeuw en er komen veel gletsjers voor. Beroemd om de wintersport, maar de zomersporten komen opzetten (wandelen, klimmen), zodat sprake is van seizoensverlenging*. Milieu gevolgen en gevaren: lawines, erosie, snel wegstromen van smeltwater zodat vroeger onschuldige Alpen-riviertjes nu een ernstige bedreiging vormen en de laatste tijd: rijden door tunnels.

Binnenlands toerisme: (voor bijzoorbeeld Nederland) Nederlanders gaan in eigen land op vakantie.

B.N.P (bruto nationaal product): De geldwaarde van de optelsom van alle goederen en diensten die door 1 land geproduceerd worden. Ook het toerisme is een industrie en tot 11 september (2001) de snelst groeiende.

B.R.P (bruto regionaal product): Totale geldwaarde van alle goederen en diensten gemaakt in een regio. Vooral achtergebleven regio's en steden proberen via toeristenstromen snel meer geld binnen te halen. Men bouwt bijvoorbeeld musea met bijzondere architectuur (Groningen, Bilbao).

Caraïbisch gebied: Van de topografie moet je kennen (niet minder, maar ook niet meer): Cuba, Jamaica, Aruba, Bonaire, Curacao, Sint Maarten, Barbados, Bahama's, Dominicaanse Republiek en Isla Margarita. Zie ook de site van Traveldiscovery. Eilandenrijk, ontdekt door Columbus in 1492, daarna onder veel Europese landen verdeeld. Nu zijn een groot aantal eilanden zelfstandig (Cuba). Worden veel bezocht door cruiseschepen (drijvende preteilanden) en hurricanes (tropische wervelstormen, cyclonen, orkanen die meestal een min of meer vaste route kiezen over dit gebied). Op het examen zullen vooral vragen komen over de economische gevolgen van het toerisme.

Complementariteit: Aanvulling. In aardrijkskundige zin: andere gebieden bieden iets wat er bij jou in de buurt niet is bijvoorbeeld gletsjers, woestijnen, grotten, hanengevechten enzovoorts.

Dagtoerisme: 's Morgens vroeg weg en 's avonds weer thuis (een dagje strand, Efteling enzovoorts).

Ecotoerisme: (ook wel duurzaam toerisme genoemd) Kleinschalig toerisme zodat ook volgende generatie op deze plek kunnen genieten, men maakt niets kapot en zorgt ervoor dat milieu, natuur en landschap niet aangetast worden. Ook de plaatselijke, autochtone bevolking profiteert er van, dus niet alleen de rijke elite.

Georganiseerd toerisme: De vakantie laat je door anderen regelen.

Indonesië: Van de topografie moet je kennen: Jawa, Sumatera, Kalimantan, Sulawesie, Bali, Maluku, Kleine Soenda eilanden, Irian Jaya, Jakarta, Surabaya, Yogyakarta, Medan en Denpassar. Indonesië is een groot eilandenrijk rondom de evenaar en ex-kolonie van Nederland, daarom tot 1949 Nederlands -Indië geheten. Overwegend islamitisch. Grote informele sector (schoenpoetsers, kleine eettenten, verkopers van 1 sigaret, enzovoorts). Grote verscheidenheid aan religies en culturen. Volgens de minister zullen juist over de verschillen in religie ( Bali= Hindeoïsme, het eiland van de goden) en culturen (de apendans, gamelanmuziek) vragen op het eindexamen gesteld worden. Zie ook de site van Traveldiscovery.

Kaarten: De minister heeft beloofd altijd examenvragen met kaarten te maken. Als je de laatste aardrijkskunde-examens op Examen.nl doorkijkt, zie je dat hij woord gehouden heeft. Voor kaartvaardigheden: kijk op hetzelfde net bij ExamenMail(gratis aanmelden). Leer goed de topografie van de 6 regio's.

Massatoerisme: Grote aantallen toeristen gaan naar dezelfde plek en op dezelfde tijd. Gevolgen: opstoppingen op de wegen, vervuiling van achter gebleven rommel, seizoenswerkloosheid, aantasting van het landschap. Reacties hierop: een bepaald aantal toeristen toelaten (staat er op een bord in de haven van Harlingen: Vlieland is vol), een beperkt aantal bezoekers per uur in een museum, zeer hoge boetes als je toch in een natuurgebied gaat skiën in de Franse Alpen.

Milieu: Alle factoren die samen de omgeving vormen.

Passieve vakantie Je zoekt vooral de rust op je vakantie.

Regio Duidelijk bepaald gebied met eigen unieke kenmerken.

Relatieve afstand De afstand tussen 2 plaatsen, waarbij vooral gelet wordt op zaken als: kosten, moeite en tijd. Kan dus ook veranderen door bijvoorbeeld andere prijzen (last minute) of filevorming!

Recreatie Vrijetijdsbesteding aan plezier en ontspanning. Als je dus meedoet aan een potje georganiseerd volleybal op een camping in Spanje, ben je aan het recreëren als toerist.

Seizoensverlenging Proberen buiten het hoogseizoen ook toeristen te lokken. Dus langer inkomsten en minder seizoenswerkloosheid.

Schaalvergroting Bij dit onderwerp bedoeld wanneer individueel toerisme overgaat in massatoerisme. Dan komen er enorme hotels bij, de bestemming wordt opgenomen in de reisgidsen, er wordt een beter vliegveld aangelegd, er worden enorme disco's gebouwd enz. enz, totdat de leefbaarheid in gevaar komt en er een breekpunt optreedt in de groei van het toerisme door de te grote concentratie van beton.

Toerisme: Het maken van reizen voor je plezier. Belangrijk:
1. Hoe ver reis je?
2. Voor welk plezier? Is dit SSSB (Sun ,Sea, Sex and Beer) of rust in een klooster in het hooggebergte? Let op: reizen naar familie valt niet onder toerisme.

Toerisme-onderverdeling: Bekend is de tweedeling massatoerisme en individueel -of elitetoerisme (Himalaya-beklimmers, wildsafari en bezoeken van berggorilla's). Maar je kunt ook een onderverdeling maken in fiets-, wandel-, rafting-, parasailing-, kunst-, gok-, enzovoorts toeristen.

Toeristenbalans (voor Nederland): Balans tussen wat wij uitgeven in het buitenland en hoeveel geld buitenlanders in Nederland achterlaten.

Toeristische voorzieningen: In toeristisch gebieden moet je de toeristenstromen zo goed mogelijk opvangen. Je bouwt hotels, strandhutten, campings, je legt goede vliegvelden en wegen aan, je zorgt voor internetcafe's en 's avonds organiseert men (plaatselijke) muziek en dans en disco, enzovoorts.

Turkije: Verplichte topografie: Istanbul, Ankara, Izmir, Antalya, Cappadocië, Pamukkale, Egeïsche Zee, Middellandse Zee, Golf van Antalya. Turkije ligt op de grens van 2 werelddelen, heeft (daardoor) een rijk verleden en is sterk islamitisch. In het binnenland zijn bijzondere landschappen en de kusten hebben mooie stranden onder de vaak blauwe hemel. Op het examen worden vooral vragen gesteld over de economische gevolgen van het toerisme.

Vakantie: Minstens 4 nachten niet in je eigen bed slapen, maar ergens anders op een waterbed (boot) of in een x-aantal sterrenhotel (in de woestijn onder de blote hemel), in een tent of…

Vakantiespreiding: Spreiden van de vakantiegangers in tijd (dus niet alleen hoogseizoen) en in de ruimte (dus niet allemaal op dat ene kleine stukje strand).

VVV: Geven vooral toeristische informatie over hun eigen regio met als doel dat de toeristen dit gebied gaan bezoeken. Voor Nederland: Zie de VVV-site.

Waddengebied: Topografiekennis: Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog, Den Helder, Den Burg, De Koog, West Terschelling, Harlingen, Holwerd en Lauwersoog. Bijzonder is dat je er met de boot naar toe moet, tenzij je onder leiding van een deskundige gids gaat wadlopen. Onderweg passeer je de laatste tijd veel zeehonden. Op de eilanden zijn sommige gedeelten (tijdelijk) afgesloten als natuurreservaten of als militaire oefenterreinen. Op het examen worden vooral vragen gesteld over de milieugevolgen van het toerisme in dit kwetsbare gebied, zoals (rust)verstoring, aantasting, erosie, milieuvervuiling. Zie ook Waddenzee.nl en de Waddenvereniging.

Zeeland: Verplichte topografie: Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren, Schouwen-Duiveland, Zuid- en Noord-Beveland, Westerschelde, Oosterschelde, Grevelingen, Renesse,Domburg, Westkapelle, Middelburg, Vlissingen, Breskens. Vroeger lag dit gebied door de vele zeearmen nogal geïsoleerd, maar door de Deltawerken is dit isolement doorbroken en is het veel beter bereikbaar voor veel Nederlanders, Duitsers en Belgen die van wind, water, strand en oude stadjes houden. Het beeld van Zeeland van voor 1953: slecht bereikbaar; agrarisch; streng kerkelijk moet bijgesteld worden. Nu liggen er al duizend keer meer meiden topless aan het strand dan er nog in klederdracht rondlopen.

Kerndeel: Hulpbronnen (Kleine samenvatting)

Je moet voor het examen de mogelijkheden van het gebruik van zoet water op aarde in verhouding tot de draagkracht van de aarde kunnen beschrijven, verklaren en beoordelen.

Hierbij horen de volgende begrippen:
Aralmeer: het meer dat ligt op de grens van Kazachstan en Oezbekistan in de voormalige Sovjetunie. Hier vinden we de grootste milieuramp met water. Er werd zoveel rivierwater voor irrigatie* gebruikt dat de oppervlakte van het Aralmeer enorm daalde. De stofstormen van zand van de opgedroogde meeroevers zijn op iedere satellietfoto van dit gebied te zien. Kinderen en volwassenen hebben hier veel oogziekten en longproblemen.

Baikalmeer: een zeer groot meer in Siberië, hierin zit 80% van de zoetwater reserve op aarde. Het is van 'Spa kwaliteit', alleen het ligt zover weg in Siberië dat we er weinig aan hebben.

Bronnen van zoet water: waar komt ons zoete water voor.
1. in de vorm van damp in de lucht. Is slechts 0,009 % van de totale voorraad. Speelt toch een belangrijke rol: het zorgt voor de luchtvochtigheid, als het vochtiger wordt in de lucht gaan vooral lange, blonde vrouwenharen krullen.
2. in rivieren en meren. Ook maar 0,0091 %
3. grondwater= 0,5 %
4. als ijs opgeslagen op de Zuidpool (Antarctica) en Groenland =1,9%

Draagkracht: hoeveel verontreiniging kan water hebben, hoe groot is de zelfreinigende kracht? In dit begrip zit ook iets van verdraagzaamheid, verdraagt een meer de afval van een fabriek aan dit meer?

Drinkwater: water geschikt voor menselijke consumptie. Veilig water moet van 'Spa kwaliteit' zijn om gezond te blijven en we zijn ongeveer 2 liter vocht per dag nodig. Als we meer dan 12 % van ons lichaamsvocht verliezen gaan we dood.

Grondwater: water dat in de aardkorst zit. In droge gebieden heel belangrijk,er is geen oppervlaktewater*. Bij ons stroomt het grondwater zeer langzaam door zand- en kleigronden.

Irrigatie: kunstmatige bevloeiing, dus waar geen of te weinig water is leggen we waterleidingen aan, om gewassen te besproeien, te bedruppelen of onder water te zetten. Vooral in droge landen krijgen ze zo voedsel (en inkomen).

Kringloop van het water: veel zoet water op aarde keert terug naar de oerbron: de zee. We herkennen 3 kringlopen:
1. de korte kringloop, denk aan 24 uur. 1 druppel zeewater verdampt, stijgt op, koelt af, wordt onderdeel van een wolk boven zee en valt als regendrup weer terug. Het regent veel op zee.
2. de lange kringloop, denk aan 24 dagen..1 druppel zeewater verdampt, stijgt op, koelt af, wordt onderdeel van een wolk en deze wordt enkele reis richting land geblazen en valt als regendruppel neer. Via grondwater* en/of rivieren komt ie terug in zee.
3. de zeer lange kringloop, denk aan 24.000 jaar. 1 druppel zeewater verdampt enz, enz en de wolk laat de drup vallen in de vorm van een sneeuwvlok op de polen of in het hooggebergte. Hier wordt het een onderdeel van een gletsjer, je kunt er op skiën en dan smelt het na lange, lange tijd met de rivier weer naar zee.

Kwaliteit water: is het veilig water? Van 'Spa kwaliteit'? In ontwikkelingslanden drinken ze water vaak uit flessen, omdat de rivieren en meren en poelen besmettingen kunnen opleveren als cholera (nog te herkennen in het scheldwoord: krijg de klere), dysenterie en hepatitis (ziekten die vroeger ook veel in Nederland voorkwamen). Ook de malariamug zoekt graag stilstaand zoetwater op.

Kwantiteit water: hoeveel water is er in de buurt? In de praktijk in ontwikkelingslanden: hoeveel kilometer moet ik dagelijks lopen, met de waterkruik bovenop, om goed drinkwater* te halen?

Natuur: voor onze recreatie zijn de verschillende vormen van water plezierig: op bevroren water= ijs kun je schaatsen, op water in de vorm van sneeuw kun je skiën en water in vloeibare vorm bijvoorbeeld meren kun je zwemmen, duiken, surfen, waterskiën, zeilen enz.

Oppervlakte water: meren, plassen, kanalen en rivieren -> water op het landoppervlak, dus zeeën en oceanen tellen niet mee.

Sanitatie: wie heeft dit woord voor jullie examen bedacht? -> Het staat niet eens in het Grote van Dale woordenboek! Bedoeld zal zijn: gezond blijven door en met water: tandenpoetsen, bubbelbad, w.c doortrekken enz.

Verdroging: een gebied wordt droger. De oorzaken moet je zoeken in :
1. natuurlijke oorzaak: in een gebied valt minder neerslag. Vaak zien we dit aan de randen van woestijnenÞ woestijn wordt groter. Dit heet: verwoestijning.
2. menselijk oorzaak. We pompen teveel grondwater* op of we tappen teveel rivierwater af voor irrigatie* -> zie ook Aralmeer*.

Verontreiniging: er wordt meer afval in het water gebracht dan het water kan verwerken (zie ook draagkracht*). Hoe minder verontreiniging hoe hoger de kwaliteit* van het water.

Verzilting: het zouter worden van water (in de grond of in het oppervlaktewater*). Komt vooral voor in gebieden waar de verdamping groter is dan de neerslag of waar de irrigatie* niet goed geregeld is.

Watermanagement: beheer van het water. De beroemdste watermanager is Willem Alexander. Water is toch iets fantastisch moois, sprak de prins, het is eerste levensbehoefte, het is gezondheid, het is milieu, het is transport. Het is een gevecht tegen teveel water en een gevecht voor te weinig water. Denk aan: opdrogende rivieren en meren (Aralmeer*), stervende vissen (idem), vervuilde zeeën, doorbrekende rivierdijken.

Deel 2

Je moet groot - en kleinschalige maatregelen kennen gericht op duurzaam gebruik van water.

Duurzaam gebruik: de huidige hoeveelheid zoet water gebruiken we zo dat volgende generaties in de toekomst ook nog genoeg goed drinkwater hebben, dus geen uitputting, vervuiling enz. Denk aan een aquarium (zo'n visbak), hier kun je ook niet overdosis visvoer in gooien, dit gaat rotten en stinken op de bodem en de vissen gaan dood.

Grootschalige maatregelen (hierbij moet je letten op de aanpak van de problemen)

Wanneer grote rivieren grenzen doorsnijden is het water aan het eind meestal of verontreinigd of op of er is teveel. Omdat meerdere landen dus hierbij betrokken zijn moeten er internationale verdragen (let op: voor een verdrag is verdraagzaamheid nodig, anders lukt het niet) komen om de zaak aan te pakken. Wat moet aangepakt worden?

A. hoeveel water mag er door ieder land aan onttrokken worden?
B. hoeveel kg afvalstoffen mag er per land in gegooid worden?
C. hoeveel stuwdammen mogen er in gebouwd worden?

Andere grootschalige maatregelen:
D. overdekken van grote irrigatiekanalen in droge, warme landen -> minder verdamping.
E. verbouw van gewassen die niet veel (irrigatie)water nodig hebben.
F. verbod om golfbanen aan te leggen die veel water nodig hebben, vooral in droge, arme landen.
G. bouw van zeer grote fabrieken aan zee om uit zeewater zoet water te maken.

Kleinschalige maatregelen ( hierbij moet je letten op besparing en duurzaam gebruik van zoet water):

Bij besparing denk aan:
A. kraan niet eindeloos laten lopen
B. het water duurder maken
C. leidingwater niet gebruiken voor w.c spoeling.

Bij duurzaam gebruik denk aan:
D. kleine fabriek bij zee om uit zeewater zoet water te maken.

Deel 3

In de examenstructuur lastig omschreven, daarom vrij vertaald voor jullie: hoe gaan verschillende landen om met het water.

A. Een nat, rijk land en een nat, arm land.
Door de combinatie van klimaatsverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling neemt in de toekomst de kans op wateroverlast en overstromingen toe.

Nederland is rijk genoeg om zich hier tegen te wapenen (b.v. dijkverhoging) Een arm nat land niet.

Idem: om vervuild rivierwater schoon te maken. Een arm land niet. Denk aan een gelovige Hindoe die een bad wil nemen in de heilige Ganges. Behalve heilig, is de rivier ernstig vervuild met ongezuiverd afvalwater van riolen en industrieën, dood vee enz. Een zuiveringsinstallatie kost teveel .

Idem: om vervuild rivierslib (op de bodem) schoon te maken.

B. Een droog, rijk land en een droog, arm land.

Bij een droog land denk je al snel aan een woestijnland. Alleen als er olie onder de woestijn zit is er welvaart. En hoe! Vaak zijn er in de oliestaten in het Nabije Oosten nog meer zwembaden bij de huizen dan in de USA. Want er is geld genoeg om uit zeewater zoet water te maken. Als in droge, arme landen de bevolkingsgroei hoog is (en dat is vaak het geval) dan sterven de mensen van dorst of gaan dood aan ziekten die samenhangen met het gebrek aan schoon drinkwater.

Deense dieven stelen 58 eikenbomen

KOPENHAGEN - Dieven hebben in het Deense dorpje Kirke Hyllinge een wel heel bijzondere operatie uitgevoerd. Ze hebben onopgemerkt 58 eikenbomen van ongeveer drie meter hoog gestolen. Dat meldden Deense media woensdag.  De politie is verbaasd dat niemand de diefstal heeft zien gebeuren. De operatie is vermoedelijk met groot materieel op klaarlichte dag uitgevoerd.

Een bewoner van het dorp heeft na het verdwijnen van de bomen aangifte gedaan. De bomen stonden sinds vorig najaar in de grond. In totaal hebben de eiken een waarde van ruim 9000 euro, schat de politie.

Kasteel Dracula wordt trouwlocatie

BRAN - Het kasteel van Bran in Roemenië, beter bekend als het kasteel van Dracula, wordt in de toekomst opengesteld voor trouwpartijen. Voor een bedrag van ongeveer 500.000 euro kan de locatie worden afgehuurd voor een trouwerij met maximaal vijftig gasten.


Dat meldde de Roemeense televisiezender Antena 3 zondag. Het eerste bruidspaar heeft zich al gemeld bij de huidige eigenaren van het Dracula-slot, aartshertog Dominic Habsburg en zijn beide zusters. Volgens de familie wordt er wel geselecteerd wie er wel of niet kan trouwen in het kasteel.

Aangezien het feestvierende gezelschap toegang krijgt tot vrijwel het gehele onderkomen van de familie, dienen de gegadigden en hun gasten van onbesproken gedrag te zijn.

Gerenoveerd
De familie Habsburg heeft het kasteel in 2006 teruggekregen van de Roemeense overheid. De jaren erna is het grondig gerenoveerd en weer teruggebracht in oorspronkelijke staat. Sinds vorig jaar is het deel weer opengesteld voor het publiek.

De man die model stond voor de romanfiguur Dracula, de uiterst wrede krijgsheer Vlad Tzepes (1431-1476), zou in het kasteel hebben gewoond.

Deze zomer toeristische trips in Zuid-Irak

NASIRIYAH - Een Frans bedrijf gaat deze zomer toeristische trips in de buurt van de Iraakse stad Nasiriyah organiseren. Zondag opende het bedrijf zijn kantoor waar de trips naar antieke wonderen in het zuiden van Irak worden aangeboden.


AFPDe eerste reis is van 6 tot 14 juni. Vanaf september wordt de toer elke drie weken aangeboden.
Terre Entiere, dat culturele en religieuze reizen organiseert, hoopt dit jaar honderd klanten te trekken en volgend jaar op vijfhonderd klanten uit te komen. De reis kost 2500 euro.

In groepen van twintig gaan de toeristen een negendaagse rondreis maken. Daarbij doen ze onder meer de antieke Sumerische stad Ur aan.

Het Sumerische rijk wordt beschouwd als een van de oudste beschavingen ter wereld.

Los Angeles

Los Angeles is een grote, uitgestrekte stad aan de westkust van de Verenigde Staten. Het is de grootste stad in de staat Californië en de op één na grootste van de Verenigde Staten. De stad, waarvan de naam vaak wordt afgekort tot L.A., heeft als bijnaam The City of Angels (Stad der Engelen).

Los Angeles heeft een inwoneraantal van 4.018.080 (2007). In de Los Angeles metropolitan area (de counties Los Angeles, San Bernardino, Riverside, Ventura en Orange) wonen bijna 13 miljoen mensen met uiteenlopende etnische, culturele en economische achtergronden.

De stad is ontstaan aan de Los Angeles River en werd door de Spanjaarden aangeduid als El Pueblo de Nuestra Señora La Reina de Los Ángeles del Río de Porciúncula (Het Dorp van Onze Vrouw De Koningin der Engelen van de Rivier van Porciúncula). De stad is samen met nog andere plaatsen gelegen op de vlakte waar de vloed de vrije ruimte had, deze wordt nu geduid als Los Angeles Plains.

Geschiedenis

Het Los Angelse kustgebied was als eerst bewoond door de Tongva (of Gabrieleños) en de Chumash volkeren honderden jaren geleden. De eerste Europeanen arriveerden in 1542 onder leiding van Juan Rodríguez Cabrillo, een Portugees die dat gebied opeiste als de Stad van God voor het Spaanse keizerrijk. Hoe dan ook, hij zette zijn reis voort zonder iets verder te doen met het gebied dat nu Los Angeles heet. Het volgende contact kwam pas 227 jaar later, toen Gaspar de Portolà met de Franse missionaris Juan Crespí op 2 augustus 1769 het huidige Los Angeles bereikte. Crespí schreef dat dit gebied een grote nederzetting kon worden.

In 1771 bouwde de Spaanse franciscaner monnik Junípero Serra de Mission San Gabriel Arcangel bij de San Gabriel Vallei. In 1777 werd de nieuwe gouverneur van Californië, Felipe de Neve, geadviseerd door Antonia María de Bucareli y Ursúa, onderkoning van Spanje, om van het gebied dat door Juan Crespí beschreven was, een dorp te maken. Het dorp werd officieel gesticht op 4 september 1781, door een groep van vierenveertig stichters, bekend als “Los Pobladores”. Het dorp kreeg de naam El Pueblo de Nuestra Señora la Reine de los Ángeles del Río de Porciúncula (het dorp van onze vrouwe de koningin der engelen aan de Porciúna). De stichters kwamen uit Spanje. Driekwart van hen waren Mulat of Mesties en hadden daardoor een Afrikaanse en Indiase geschiedenis.

Bevolking

Los Angeles telt circa 4 miljoen inwoners, de agglomeratie van Los Angeles telt circa 12 miljoen inwoners. Los Angeles is de grootste stad van de staat Californië en het is de op één na grootste stad van de Verenigde Staten, alleen New York is groter.

44% van de bevolking is Hispanic of Latino. Zij komen vooral uit de landen Mexico en Cuba. 25% van de bevolking is blank. Onder hen zijn ook veel gepensioneerde mensen uit de noordelijke staten van Amerika. 15% van de bevolking is van Aziatische afkomst. Dit zijn vooral mensen uit Korea, hetgeen tot 'Koreatown' geleid heeft. Ook China, Japan, Vietnam en Laos zijn goed vertegenwoordigd. 11% van de bevolking is Afro-Amerikaan of zwart. 3% van de bevolking is van andere afkomst. 2% van de bevolking is van gemengde afkomst.

17% van de bevolking is ouder dan 65 jaar. 26% van de bevolking is alleenstaand. 13% van de bevolking leeft onder de armoedegrens. 6% van de bevolking is werkloos.

Godsdienst

Doordat Los Angeles een samensmelting van culturen is, zijn aanhangers van alle wereldreligies in deze stad te vinden. De stad herbergt de op een na grootste Joodse gemeenschap van Amerika (na New York). Los Angeles heeft een eigen rooms-katholieke aartsbisschop, en is de grootste aartsdiocese van het land. Kardinaal Roger Mahony is Los Angeles' aartsbisschop.

Er is een grote gemeenschap Mormonen in Los Angeles: hun op één na grootste tempel is in deze stad gevestigd. Los Angeles kan de bakermat worden genoemd van het moderne christelijke fundamentalisme. Tussen 1908 en 1959 was het Bible Institute of Los Angeles (B.I.O.L.A.) in Los Angeles gevestigd. BIOLA publiceerde in 1913 het boek The Fundamentals, de uiterst conservatieve interpretatie van de bijbel die het fundamentalisme zijn naam zou geven. Diverse fundamentalistische groeperingen en televisie-dominees hebben hun thuisbasis in Los Angeles. Ook de fundamentalistische cartoonist Jack Chick is geboren en getogen in Los Angeles.

Aziatische immigranten brachten het boeddhisme naar Los Angeles; de stad kent meer dan 300 boeddhistische tempels en is hiermee een van de grootste boeddhistische centra ter wereld. Diverse goeroes, alternatieve religies en sekten vinden een thuisbasis in Los Angeles, waaronder de Theosofie, het Kabbala, de beweging van Maharishi Mahesh Yogi en de Scientology-kerk.

Architectuur

Het is aan Los Angels vooral de uitgestrektheid van de metropool die opvalt. Hoewel het centrum relatief veel hoogbouw kent, is Los Angeles voornamelijk een laagbouwstad. Stevenson Ranch is een mooi voorbeeld van zo'n 'family-oriented neighbourhood'. Bekende gebouwen zijn de 310 meter hoge U.S. Bank Tower (het hoogste gebouw van Los Angeles), het apart vormgegeven 'Westin Bonaventure Hotel' en de moderne 'Walt Disney Concert Hall'. Deze gebouwen laten de diverse architectuur van Los Angeles zien, van modern tot klassiek tot landelijk.

Ook de meer verborgen architectuur, de residentiële bouwkunst, kent een rijke geschiedenis in Los Angeles en omgeving. Vooral de Modernistische en Postmodernistische architectuur hebben voet aan wal gevonden in de stad, en werden vertegenwoordigd door heel wat grote namen in de naoorlogse architectuurscene. Personen als Richard Neutra, Frank Lloyd Wright, Rudolph Schindler, Pierre Koenig en John Lautner hebben Los Angeles gemaakt tot één van 's werelds grootste en belangrijkste architectuursteden. Ook figuren als de gebroeders Greene & Greene droegen hiertoe bij door - voornamelijk in de nabijgelegen stad Pasadena (Californië) - hun vakmanschap in de Arts-and-craftsbeweging tentoon te spreiden.

Verkeer en vervoer
 

De regio Los Angeles heeft een van de grootste stelsels van snelwegen in de wereld. In Californië worden deze snelwegen "freeways" genoemd. Er zijn zevenentwintig verstrengelde freeways in de regio, die door miljoenen automobilisten worden gebruikt voor woon-werk verkeer, waarbij ze dagelijks gezamenlijk ongeveer 160 miljoen kilometer afleggen. Los Angeles is de metropolis met de grootste autodichtheid in de wereld, met 1,8 voertuigen voor iedere inwoner met een rijbewijs.

Omdat er weinig openbaar vervoer is, en automobilisten vaak lange afstanden moeten afleggen om op hun bestemming te komen, komen er veel opstoppingen voor. Tijdens de spitsperioden, op weekdagen tussen 6 en 9 uur 's morgens en tussen 15 en 19 uur 's avonds, zijn de wegen overvol, en zijn er lange files. Ook op andere tijden is er vaak veel verkeer.

Daardoor zijn Angelinos gewend dagelijks veel tijd in hun auto door te brengen. Veel radiostations trekken luisteraars aan door regelmatig verkeersberichten uit te zenden.

Los Angeles heeft diverse vliegvelden binnen haar grenzen. Het grootste vliegveld is Los Angeles International Airport, afgekort LAX. LAX is een internationaal vliegveld. Andere vliegvelden zijn Compton/Woodley Airport voor Los Angeles County, Palmdale Regional Airport en LA/Ontario International Airport.